De staatsecretaris van Justitie en Veiligheid hoefde de Armeense kinderen Lili en Howick geen asielvergunning te verlenen. Daarom moeten de kinderen Nederland verlaten. Als zij dat niet zelf doen, dan mag de staatssecretaris hen uitzetten naar Armenië. Daarbij is van belang dat de staatssecretaris met de autoriteiten en hulporganisaties in Armenië afspraken heeft gemaakt over de opvang van de kinderen. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vandaag (24 augustus 2018) beslist.
De kinderen hebben geen recht op een asielvergunning in Nederland. Zij kunnen deze alleen krijgen als zij moeten vrezen voor vervolging of voor ernstige schade door de autoriteiten in Armenië. Die vrees is er niet. Daarnaast komen zij in Armenië ook om andere redenen niet in een mensonterende situatie terecht. De Armeense autoriteiten trekken zich het lot van de kinderen aan en hulporganisaties in Armenië zorgen na terugkeer voor opvang, als dat nodig is.
Geen asiel
De moeder van de kinderen is al in Armenië, nadat zij Nederland vorig jaar moest verlaten. De kinderen konden toen niet mee, omdat de moeder hen had verstopt. Dit voorjaar vroegen de kinderen asiel aan in Nederland. Omdat er geen grond voor asiel is, heeft de staatssecretaris de asielvergunning geweigerd. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak mocht de staatssecretaris dat doen. Volgens Europese wetgeving en rechtspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg kunnen de kinderen alleen asiel in Nederland krijgen als zij in Armenië zouden moeten vrezen voor vervolging of voor ernstige schade door een onmenselijke behandeling door de Armeense autoriteiten. Daar is geen sprake van. De kinderen worden in Armenië door niemand bedreigd. De Armeense autoriteiten trekken zich het lot van de kinderen juist aan.
Geen mensonterende situatie
Een andere reden om de kinderen in Nederland te laten blijven, zou zijn als zij in Armenië om andere redenen in een mensonterende situatie terecht zouden komen. Maar ook daarvan is naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak geen sprake.
Volgens de Raad voor de Kinderbescherming moeten de kinderen zo snel mogelijk met hun moeder worden herenigd, in Nederland of in Armenië, maar hebben zij ook een stabiele situatie nodig, met onder meer passende huisvesting, een school en een moeder die emotioneel voor hen beschikbaar is. Volgens de advocaten van de kinderen kunnen deze doelen in Armenië niet worden bereikt. De moeder heeft geen werk en geen passende huisvesting. Ze weigert hulp voor haar psychische problemen. Maar dit betekent niet dat de kinderen in Armenië in een mensonterende situatie terecht zullen komen, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak.
De staatssecretaris heeft zich voldoende ingespannen om te zorgen dat de kinderen bij aankomst in Armenië zullen worden opgevangen. Hij heeft hierover afspraken gemaakt met de Armeense autoriteiten en met de hulpverleningsinstellingen Caritas (een kerkelijke instelling) en het Fund for Armenian Relief (FAR, een Amerikaanse particuliere instelling). Als de moeder de kinderen niet wil of kan opvangen, zullen deze hulporganisaties dat doen. De staatssecretaris stelt daarvoor ook geld beschikbaar als dat nodig is. De kinderen komen dus niet op straat terecht.
Uitspraak van de voorzieningenrechter
Naast de uitspraak over de asielaanvraag van de kinderen, wordt vandaag ook een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak openbaar gemaakt. Die gaat over een ander soort verblijfsvergunning die de kinderen hadden aangevraagd. Zij hebben vorig jaar een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd gekregen. Volgens hen is dat een reden om voorlopig in Nederland te mogen blijven. Die procedure loopt bij de rechtbank. De kinderen hebben gevraagd de uitkomst van die procedure in Nederland te mogen afwachten. Volgens de wet mag dat niet. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak ziet geen reden daarvan af te wijken, blijkt uit zijn uitspraak van vandaag.
Dit is een origineel bericht van Raad van State
Ga naar alle berichten van deze organisatie.