De minister van Economische Zaken en Klimaat moet beter motiveren waarom de Groningse gaswinning na afloop van het huidige gasjaar 2018-2019 niet sneller kan worden afgebouwd naar nul. De minister heeft niet duidelijk gemaakt welke inspanningen tegen welke kosten mogelijk zijn om de gasvraag van industriële grootverbruikers, de glastuinbouw en de gasexport sneller af te bouwen. Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (3 juli 2019).
Aanleiding voor de uitspraak zijn beroepschriften van inwoners van Groningen, de Groninger Bodem Beweging, provinciale staten van Groningen en diverse Groningse gemeenten tegen het instemmingsbesluit van de minister over de gaswinning.
Veiligheidsbelang tegenover leveringszekerheid
Bij het bepalen van de maximale hoeveelheid gas die in het gasjaar 2018-2019 mag worden gewonnen, heeft de minister het veiligheidsbelang van de Groningers en het belang van het voldoen aan de vraag naar gas (de leveringszekerheid) tegen elkaar afgewogen. Bij dat veiligheidsbelang, waarbij onder meer de stress en gezondheidsklachten zijn betrokken die Groningers ervaren, heeft de minister veel waarde gehecht aan de beslissing van het kabinet van 29 maart 2018 om de gaswinning zo snel mogelijk te beëindigen.
Hoge eisen
Het grote belang van de veiligheid in deze afweging maakt dat de minister goed moet uitleggen op welke manier hij op zo kort mogelijke termijn een einde wil maken aan de gaswinning. En omdat hierbij de grondrechten van Groningers in het geding zijn, moeten aan deze uitleg hoge eisen worden gesteld.
Afbouw vraag naar gas
De motivering van de minister voldoet – voor de periode ná het gasjaar 2018-2019 – niet aan die hoge eisen, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak. De minister moet concreet duidelijk maken waarom de gaswinning in Groningen niet sneller kan worden afgebouwd. Hij heeft dat voor de sectoren industriële grootverbruikers, glastuinbouw en gasexport niet gedaan. Daarom vernietigt de Afdeling bestuursrechtspraak het instemmingsbesluit van de minister.
Voor het huidige gasjaar 2018-2019 heeft de minister het gaswinningsniveau wel juist vastgesteld. De minister heeft voor dit gasjaar namelijk aannemelijk gemaakt dat het winnen van minder gas grote maatschappelijke gevolgen kan hebben. Bovendien is de norm die de minister hanteert voor de berekening van de kans op het grootste veiligheidsrisico, een overlijden als gevolg van een aardbeving, voor dit gasjaar aanvaardbaar en aan die norm wordt ook voldaan. De minister heeft voor dit gasjaar dan ook geen lager gaswinningsniveau hoeven vast te stellen.
Gaswinning dit gasjaar kan doorgaan, maar daarna?
De uitspraak betekent dat het instemmingsbesluit niet goed gemotiveerd is voor de periode ná het gasjaar 2018-2019, maar wel goed gemotiveerd is voor het huidige gasjaar. Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de “rechtsgevolgen van het vernietigde instemmingsbesluit in stand gelaten”. Dat betekent dat de gaswinning in het huidige gasjaar 2018-2019 volgens planning kan doorgaan. Maar deze uitspraak is wel van betekenis voor de beoordeling die de minister zal moeten maken voor de zogenoemde operationele strategie ná het gasjaar 2018-2019. Bij die strategie zullen namelijk dezelfde belangen moeten worden afgewogen en zal dus opnieuw aan de orde komen welke maatregelen mogelijk zijn om de gaswinning zo snel mogelijk af te bouwen naar nul.
Dit is een origineel bericht van Raad van State
Ga naar alle berichten van deze organisatie.
25 DEC 2024
24 DEC 2024