De regering kiest terecht voor een tijdelijke wet om de coronamaatregelen in op te nemen. Het coronavirus houdt immers nog aan en de onzekerheid over het verloop van de pandemie blijft groot. De beperkende maatregelen om het virus te bestrijden staan nu nog in noodverordeningen, maar dat is juridisch niet langer houdbaar. Omdat de maatregelen grondrechten beperken, moet de ‘grondslag’ daarvoor in een wet worden opgenomen.
Na advies heeft de regering het wetsvoorstel aangepast
Maar het wetsvoorstel ‘Wet tijdelijke maatregelen covid-19’ dat de regering in juni aan de Afdeling advisering van de Raad van State heeft voorgelegd, stuitte op aanzienlijke bezwaren. Dat staat in het advies dat de Afdeling advisering op 17 juni jl. over het wetsvoorstel heeft uitgebracht. Zo was de werkingsduur van het wetsvoorstel van één jaar te lang en de parlementaire controle op de concrete maatregelen te beperkt. Ook zou de corona-app niet in het wetsvoorstel opgenomen moeten worden. Na dit advies heeft de regering het wetsvoorstel aangepast. De werkingsduur van de wet is teruggebracht naar een half jaar en de parlementaire controle op de concrete maatregelen is versterkt. Daarnaast staat de corona-app er niet meer in. De regering overweegt dat nu in een apart wetsvoorstel te regelen. De regering heeft het aangepaste wetsvoorstel vandaag (13 juli 2020) aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarmee is het advies van de Afdeling advisering over het eerder aan haar voorgelegde wetsvoorstel ook openbaar geworden. Daaruit blijkt dat de regering veel opmerkingen uit het advies van de Afdeling advisering heeft overgenomen, maar niet alle.
Terugkeer naar normalere leefomstandigheden en bestuurlijke verhoudingen
In de eerste, acute fase van de coronacrisis hebben de veiligheidsregio’s de coronamaatregelen in noodverordeningen vastgelegd. Hoewel de crisis nog niet voorbij is, is het belangrijk dat de normale leefomstandigheden en bestuurlijke verhoudingen zoveel mogelijk terugkeren. Daarom had de Afdeling advisering bezwaar tegen de te centrale rol van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het wetsvoorstel. Die rol is in het gewijzigde wetsvoorstel minder centraal geworden, maar de minister blijft wel bevoegd om in bijzondere gevallen het stelsel van noodverordeningen in werking te stellen. Op grond daarvan kunnen de veiligheidsregio’s nog steeds noodverordeningen vaststellen, terwijl dat volgens de Afdeling advisering na inwerkingtreding van de wet niet meer nodig en wenselijk is.
Handhaving en strafblad
Het is verder de vraag of het wetsvoorstel eenvoudig en begrijpelijk genoeg is om de maatregelen goed te kunnen uitvoeren en te kunnen handhaven. Begrippen als ‘veilige afstand’ en ‘groepsvorming’ moeten volgens de Afdeling advisering duidelijker worden uitgewerkt, zodat burgers en handhavers weten waar zij aan toe zijn. De regering heeft in haar reactie op het advies aangegeven dat zij definities heeft verduidelijkt in het aangepaste wetsvoorstel. De Afdeling advisering heeft er daarnaast bezwaar tegen dat overtreders van de coronamaatregelen een strafblad krijgen. Dat tast het draagvlak voor de wet aan en zou de regering in het wetsvoorstel juist moeten uitsluiten.
Dit is een origineel bericht van Raad van State
Ga naar alle berichten van deze organisatie.
22 NOV 2024
22 NOV 2024