Dit is een expertquote van Chris van Veldhuizen, directeur, Vakvereniging HZC.
U kunt dit bericht, of delen hiervan gebruiken op uw kanalen, met vermelding van de naam van de expert en organisatie. Aanleiding: Het salaris van de mbo’er bewijst: niet iedereen hoeft naar de universiteit
Een deel van de mbo-opgeleiden krijgt tegenwoordig een hoger brutoloon dan een hbo’er, zo staat in de nieuwe MBO keuzegids. Met name in technische beroepen, maar ook vrachtwagenchauffeurs en medewerkers in de scheepvaart. Voornaamste reden: de krapte op de arbeidsmarkt.
Het schreeuwende personeelstekort leidt inmiddels in meerdere sectoren tot hogere beloningen. Dat is eerste mooie stap in de waardering van mbo’ers, maar helaas nog vooral ingegeven door noodzaak. Er komen gewoonweg minder jongeren op de arbeidsmarkt. De bevolkingsstatistieken van het CBS wijzen uit dat dit de komende 15 tot 20 jaar door verdergaande vergrijzing nog zal aanhouden.
Het tekort aan jongeren op de arbeidsmarkt proberen werkgevers op te vangen door meer zij-instromers en migranten in te zetten, zoals in de bouw- en infrasectoren. Met als gevolg: toenemende zorgen over kwaliteit en veiligheid bij bouwwerkzaamheden, door minder ervaring en onder andere communicatieproblemen. De technische beroepen in de bouw- en infrasector blijken qua taakniveau en complexiteit helemaal niet zo 'eenvoudig' te zijn.
De waardering voor vmbo- en mbo-opgeleiden wordt ondergeschikt gemaakt aan die van mavo-havo-vwo, ook wel 'havoïsering' genoemd. Onterecht, want deze beroepen vragen een hoog niveau van vakmanschap, technische skills, communicatieve vaardigheden en attitude-aspecten. Werken met je handen verdient geen lagere waardering dan werken met het hoofd. Het vraagt andere competenties, niet per sé mindere of lagere competenties.
In het discussiestuk 'Toekomst van het onderwijs' van de MBO Raad (2020) werd gesignaleerd dat er te weinig waardering is voor het praktijkgerichte beroepsonderwijs. Bij het ministerie van OCW worden recent ook initiatieven ontplooid: Robbert Dijkgraaf komt met plannen om mbo-onderwijs een meer gelijkwaardige positie te geven en minister Dennis Wiersma wil graag dat jongeren later hun keuze voor hun middelbare vervolgopleiding maken.
Dit zijn prima initiatieven, maar dan wel met de waarschuwing dat in een dergelijke funderende (basis) opleidingsfase ook voldoende aandacht én waardering moet zijn voor praktijkgerichte, handen- en technische vakken. Want die zijn nu juist de afgelopen decennia stelselmatig uit het basisonderwijs gesloopt. Geen wonder dat bij ouders de waardering voor die opleidingsrichtingen zo sterk afgenomen is.
Meer tijd en aandacht voor praktijkgerichte en technische beroepen is een voorwaarde voor waardering én erkenning. Dan wordt een hogere beloning tenminste ook gerelateerd aan niveau en kwaliteit van vakmanschap, in plaats van een economische noodzaak.