Integratie van loopbaanoriëntatie en -begeleiding in het mbo
De arbeidsmarkt voor mbo’ers verandert voortdurend. Om studenten voor te bereiden op een leven lang leren en werken is loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) van groot belang. Dit vraagt iets nieuws en ingewikkelds van docenten. Het door de overheid gestarte stimuleringsproject 'LOB in het mbo' had tot doel LOB te integreren in het middelbaar beroepsonderwijs. Aniek Draaisma, promovendus bij het Welten-instituut volgde het project op de voet, trok conclusies en formuleerde aanbevelingen. Op vrijdag 12 oktober 2018 verdedigt ze haar proefschrift bij de Open Universiteit in Heerlen.
Het traject
In het kader van het stimuleringsproject 'LOB in het mbo' werden docenten van 37 mbo-instellingen getraind in het voeren van loopbaangesprekken met studenten. Daarnaast kregen alle deelnemende scholen professionele begeleiding om loopbaanreflectiegesprekken en een vraag- en praktijkgestuurd curriculum te integreren in hun beleid. Doel was betere loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) die studenten voorbereidt op flexibele en onvoorspelbare loopbanen. Aniek Draaisma onderzocht stimulerende en belemmerende factoren voor het behalen van dit doel. Ze nam meer dan 260 interviews af met een vaste groep docenten en projectleiders, grotendeels bij hen op school. Drie scholen heeft ze intensief gevolgd door er lange tijd rond te lopen en aan te schuiven bij bijeenkomsten met betrekking tot LOB.
De resultaten
Draaisma: "Uit mijn interviews met docenten blijkt dat ze aan het eind van het traject meer loopbaangericht waren in de benadering van hun studenten dan aan het begin. Daarmee leek een verandering in cultuur gestart. Maar de veranderingen werden nauwelijks geborgd in de schoolstructuur. De uitvoering van LOB was grotendeels de verantwoordelijkheid van individuele docenten en beleidsaanjagers; structureel veranderde er nog weinig." Draaisma geeft een aantal mogelijke verklaringen daarvoor en formuleert concrete aanbevelingen.
Aanbevelingen
"Teamleiders, directeuren en zelfs een College van Bestuur zouden vanaf de eerste dag helder moeten zijn over de doelen en de strategie. Leidinggevenden dienen zodoende vanaf het begin betrokken te zijn bij een innovatie. Ze zijn niet alleen hard nodig voor duidelijkheid over de doelen en de weg, maar ook voor de facilitering van het traject en het begeleiden van de individuele leerprocessen van docenten. Een essentieel beginpunt is het samen met docententeams en teamleiders gedeelde visie en ambities ontwikkelen, om gevoelens van autonomie en gedeelde verantwoordelijkheid te stimuleren, en het perspectief en de expertise van de docenten mee te nemen. Ga in dialoog met de individuele docenten om ze te steunen tijdens de leerprocessen. Dat is hard nodig tijdens veranderingen in routines en basisaannames. Iedere docent maakt zijn eigen individuele, onzekere leerproces door en heeft behoefte aan steun, aandacht en advies. In dialoog kan ook de balans beter bewaakt worden tussen sturing en ruimte, zoals passend bij het team en de situatie. Maar," voegt Draaisma eraan toe, "het is ook aan de docenten om zo nodig begeleiding te vragen tijdens hun leerproces. Het is voor een leidinggevende nu eenmaal niet altijd makkelijk om in te schatten wat een groep of individu nodig heeft."
Aniek Draaisma (Delft 1988) verdedigt op vrijdag 12 oktober 2018 bij de Open Universiteit in Heerlen haar proefschrift 'Career learning environments in vocational education. Study of a government initiated innovation programme in the Netherlands'. Promotor is prof. dr. Marinka Kuijpers (Open Universiteit), co-promotor is dr. Frans Meijers (lector emeritus Haagse Hogeschool).
Dit is een origineel bericht van Open Universiteit
Ga naar alle berichten van deze organisatie.