Erik-Jan de Bont
Woningbouwcorporatie Beveland Wonen gaat in Goes een wijkje helemaal conceptueel bouwen en de prefab woningen moeten voldoen aan spelregels die zijn opgesteld door de gemeente, de corporatie en bewoners. De kern van conceptueel bouwen is industrialisering van het realisatieproces. De gemeente Goes kan geen eisen stellen die erop neerkomen dat de te realiseren woningen uniek zijn, terwijl de manier waarop ze gerealiseerd moeten worden is gericht op standaardisering.
Op een bouwplaats wordt gebouwd. In een fabriek wordt geproduceerd. Het product uit een industrieel proces is per definitie gestandaardiseerd. Dat hoeft niet te betekenen dat alles steeds hetzelfde is, maar standaardisering beperkt wel de variatie in mogelijke eindresultaten.
Opdrachtgevers voor conceptuele woningbouw handelen nog vaak vanuit het motto: ‘ik vraag en u draait’. Maar de conceptuele woningbouwer biedt geen bouwproces aan; hij biedt een bouwproduct aan. Wat hij nodig heeft, is een professionele klant en geen professionele opdrachtgever. Conceptuele woningbouw vereist dat de woningbouwcorporatie zich opstelt vanuit een klant-aanbieder-relatie en niet langer vanuit een opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie.
Een traditionele woning wordt gebouwd. De opdrachtgever bepaalt wat wenselijk is en wat onwenselijk is. En de aannemer kiest de meest geschikte bouwmethode waarmee hij al die wensen in vervulling kan laten gaan. Een conceptuele woning wordt geproduceerd. De bouwmethode van de fabrikant bepaalt wat mogelijk is en wat onmogelijk is. En de afnemer kiest de meest geschikte optie waarmee hij zoveel mogelijk van zijn wensen in vervulling kan laten gaan. Gemeentes en professionele partijen zoals woningbouwcorporaties moeten begrijpen dat zij afnemer zijn van een conceptuele woning en dat de fabrikant geen aannemer is die een voorgeschreven woning realiseert.
Dit is een origineel bericht van Stichting KOMO
Ga naar alle berichten van deze organisatie.