In 2013 is een schikkingsovereenkomst gesloten waarbij aan klanten van de failliete DSB Bank compensatie is toegekend. Deze overeenkomst heeft de rechter in november 2014 algemeen verbindend verklaard. In de overeenkomst is onder meer opgenomen dat bank en klanten over en weer finale kwijting verlenen. Dit betekent dat partijen geen aanspraak kunnen maken op enige vergoeding bij (toekomstige) schade. Deze kwijting geldt ook voor mogelijk te veel betaalde rente op een doorlopend krediet bij de voormalige DSB Bank. Een consument, die is gebonden aan de DSB-schikkingsovereenkomst, kan dus geen aanspraak maken op vergoeding van mogelijk te veel betaalde rente op doorlopend krediet bij DSB Bank, zo blijkt uit de vandaag gepubliceerde uitspraak van de Commissie van Beroep van Kifid.
Een consument heeft in 2007 een doorlopend krediet met variabele rente afgesloten bij DSB Bank. Nadat de bank failliet is verklaard, is de vordering van DSB Bank tot terugbetaling van het krediet overgedragen aan Intrum. Volgens de consument is er sprake van te veel betaalde rente op het doorlopend krediet en Intrum zou dit alsnog moeten vergoeden. Intrum is het hiermee oneens en verwijst naar de finale kwijting in de DSB-schikkingsovereenkomst, die ook voor deze consument geldt. De consument stelt dat hij niet aan deze schikkingsovereenkomst is gebonden, omdat hij hierover nooit een bericht heeft ontvangen.
Schikkingsovereenkomst geldt wel
De Commissie van Beroep gaat niet mee in de redenering van de consument dat hij niet gebonden is aan de DSB-schikkingsovereenkomst, indien hij hierover geen brief heeft ontvangen. Anders dan de Geschillencommissie concludeerde in de (tussen)uitspraak GC 2023-0694A oordeelt de Commissie van Beroep dat voor de werking van de algemeen verbindendverklaring de brief en het ontvangen daarvan geen voorwaarde is. De Commissie van Beroep komt tot dit oordeel door uitleg van de wettelijke regeling over het algemeen verbindend verklaren van collectieve schikkingen.
Geen grond voor een claim
De Commissie van Beroep wijst er verder op dat de DSB-schikkingsovereenkomst bedoeld is te gelden voor alle klachten, aanspraken en vorderingen van welke aard dan ook, bestaand en toekomstig, die te maken hebben met het handelen of nalaten van DSB Bank. De klacht van deze consument valt hier ook onder, ongeacht of deze anders is dan de aanspraken die klanten van DSB Bank destijds hebben doen gelden. Daarnaast merkt de Commissie van Beroep op dat in de destijds getroffen regeling rekening is gehouden met nadeel door hoge en verhoogde rentes.
Rente na verbindendverklaring
Ook nog na de verbindendverklaring is aan de consument variabele rente op het doorlopend krediet in rekening gebracht. De Commissie van Beroep concludeert dat niet aannemelijk is gemaakt dat na de verbindendverklaring sprake is geweest van te veel in rekening gebrachte rente. De rente die Intrum in rekening heeft gebracht, is gedurende een periode 7,1% per jaar geweest, maar ook lager en in 2019 is het rentetarief teruggebracht naar ongeveer 2% per jaar.
Eindoordeel
De slotsom is dat de DSB-schikkingsovereenkomst ook geldt voor deze consument en dat hij, gezien de finale kwijting, geen aanspraak kan maken op vergoeding van mogelijk te veel betaalde rente op het doorlopend krediet bij de voormalige DSB Bank.
De uitspraak van de Commissie van Beroep (CvB 2024-0039) is bindend en komt in de plaats van de eerder gedane (tussen)uitspraak van de Geschillencommissie (GC 2023-0694A).
Dit is een origineel bericht van Kifid
Ga naar alle berichten van deze organisatie.