Europa voert een zwabberend beleid als het om milieuwetgeving gaat. Wetgeving over rapportageplicht, zorgvuldigheid en anti-ontbossing werd ambitieus opgesteld, met grote doelen en strakke tijdslijnen. Maar inmiddels zijn deze wetten stuk voor stuk afgezwakt of uitgesteld, omdat ze te complex zijn om uit te voeren - ook voor de Europese Unie zelf. Bedrijven, zoals in de Rotterdamse Haven, laten zich afschrikken door de milieu-ambities én het gezwabber van Europa.
Maar intussen is er één wet die wel ongehinderd doorgang vindt: de Europese verpakkingswet (PPWR, Packaging and Packaging Waste Regulation). Dat is goed nieuws, want terwijl de Plastic Top afgelopen augustus voor de tweede keer mislukte, geeft de verpakkingswet hoop op het terugdringen van plastic.
Waar andere wetgeving uitgaat van boetes voor wie zijn zaakjes niet op orde heeft, tot wel 4 procent van de omzet, is er met de verpakkingwet financieel voordeel te behalen voor bedrijven. Dat komt omdat de grondstoffen voor verpakkingsmateriaal schaars en dus duur zijn. Wie meer recyclebaar verpakkingsmateriaal gebruikt, heeft een voordeel. Ook betalen bedrijven minder afvalbelasting, als ze erin slagen de hoeveelheid afval terug te dringen. Daarnaast is het tijdspad van de wet uitgesmeerd over meerdere jaren.
Van al het plastic dat wordt geproduceerd, is het grootste deel bestemd voor verpakkingsmateriaal. De noodzaak om de plasticproductie terug te dringen is groot. Plastic afval tast niet ecosystemen aan, zoals oceanen, maar is ook een directe bedreiging voor onze gezondheid. Microplastics zijn overal, in onze hersenen, botten en worden zelfs bij baby’s aangetroffen. Welk effect dat precies heeft, is nog onbekend, maar verontrustend is het zeker.
Plastic draagt bij aan onze voedselveiligheid en zal nooit verdwijnen. Maar we moeten af van plastic dat na één keer wordt weggegooid en van plastic dat niet afbreekbaar is. Dat Europa hierin voorop loopt, is een goede zaak.