Het is belangrijk dat binnen de culturele en creatieve sector nauw wordt samengewerkt om tot nieuwe verdienmodellen te komen. Ook moet per regio bekeken worden wat de mogelijkheden zijn om meer mensen toe te laten bij voorstellingen. De cultuursector leent zich bij uitstek om hiermee te experimenteren en het biedt meer financiële armslag aan instellingen om te werken aan innovatie. Dat staat in een advies van de Raad voor Cultuur aan minister Van Engelshoven (OCW). De raad stelt verder in zijn advies dat het extra steunpakket voor de sector niet alleen naar gesubsidieerde instellingen moet gaan, maar juist ook naar de makers, freelancers en vrije producenten.
De raad wijst erop dat andere Europese landen de maatregelen voor samenkomsten in theaters al verzacht hebben. Daar kunnen meer mensen tegelijk een voorstelling bekijken, mits het publiek bijvoorbeeld mondkapjes draagt en makers wekelijks getest worden. Wanneer Nederlandse theaters, filmhuizen en andere cultuurlocaties 50-60% zaalbezetting realiseren, kunnen ze net de kosten voor voorstellingen eruit halen. Nu draaien zij forse verliezen, omdat de zalen maximaal 25% gevuld mogen worden. Juist in regio’s waar het COVID-19-virus geen sterke verspreiding heeft, kan geëxperimenteerd worden met slimme versoepelingen in samenspraak met de veiligheidsregio’s. Vollere zalen zorgen bovendien voor een betere artistieke ervaring voor publiek en makers.
Uit recente UWV-cijfers blijkt dat de culturele sector met 62% verlies relatief het zwaarst getroffen is door de coronacrisis. In de afgelopen maanden sprak de raad op verzoek van minister Van Engelshoven (OCW) met diverse vertegenwoordigers uit het veld, van de cultuurfondsen, ondersteunende instellingen en beleidsmakers en bestuurders uit de stedelijke cultuurregio’s en provincies om te komen tot een aanpak waarmee de culturele sector verder kan.
Onlangs kondigde het kabinet een extra steunpakket aan voor de culturele sector. De raad is hier blij mee en vraagt tegelijkertijd aandacht voor de groeiende kloof tussen gesubsidieerde en ongesubsidieerde cultuur. Steun moet meer ten goede komen aan ongesubsidieerde producenten, musea en lokale instellingen, die samen het overgrote deel van de sector vormen. Samenwerking met stedelijke cultuurregio’s en provincies, met rijkscultuurfondsen en de gezamenlijke private fondsen is cruciaal om een gezond cultureel ecosysteem te behouden.
Verder pleit de raad voor meer inkomensveiligheid voor makers, die vaak als freelancer werken en nu zijn aangewezen op de inkomensmaatregelen van het kabinet. Freelancers uit de cultuursector vissen hier te vaak achter het net. De raad pleit voor meer maatwerk en gerichte opdrachten aan makers. Voldoende noodsteun voor freelancers is onontbeerlijk om te voorkomen dat cultureel talent uitwijkt naar andere sectoren.
De raad wijst er op dat juist in de cultuursector het afgelopen half jaar veel creativiteit is ontplooid om toch het publiek te bereiken. Maar de crisis heeft ook blootgelegd hoe kwetsbaar de sector is. De sector toont zich wendbaar, maar is nog niet weerbaar. Het zoeken naar alternatieve verdienmodellen is nodig om de culturele en creatieve sector weerbaarder te maken en de culturele prestaties bereikbaar voor het publiek. De raad komt in november met uitgewerkte voorstellen voor de inzet van 5 miljoen euro, die de minister heeft vrijgemaakt voor innovatie met hulp van zogenaamde Field Labs. In deze Field Labs kan geëxperimenteerd worden met nieuwe vormen en mogelijkheden om het publiek op een veilige manier duurzaam van cultuur te laten genieten.
Dit is een origineel bericht van Raad voor Cultuur
Ga naar alle berichten van deze organisatie.