Meer (samen)wonen in de stad

18 APR 2024 18:26 | Traffic Family

Auteur: Luuk Dehing 

We kunnen er op dit moment niet omheen, we leven in een wooncrisis. Bestuurders, belangenorganisaties en ontwikkelaars duikelen over elkaar heen bij de vraag hoeveel woningen we in Nederland extra nodig hebben. Minister De Jonge heeft hierin recentelijk een ambitie neergelegd om 900.000 woningen te bouwen tot 2030. Daar de rijksoverheid sinds de VINEX-nota geen sturend beleid meer voert op de ruimtelijke ordening vertaalt dit zich op lokaal niveau in gemeentebesturen die alle vrij liggende gronden trachten uit te geven en pandeigenaren die hun steentje willen bijdragen door het transformeren, splitsen of nieuwbouwen van woningen. Allen met hetzelfde doel voor ogen: woningen toevoegen en een positief resultaat op de begroting. De invloed van maatschappelijke trends of de fysieke leefomgeving op de burgers en hun gedrag wordt niet gekend in deze keuzes. Ondanks goede en slechte voorbeelden in binnen- en buitenland en een toegenomen maatschappelijk debat is het anders benaderen van deze opgave volgens Lybrae, specialist in de fysieke leefomgeving, niet aan de orde bij de verschillende spelers in het ruimtelijk domein. 

Historisch besef

Steden zijn bijzondere wezens, alhoewel we kunnen lopen over eeuwen oude straten speelt er iedere dag wel iets nieuws op de menselijke maat. De gebouwen langs deze wegen laten ons de historie van de straat zien, van middeleeuwen tot nu. En ookal staan sommige van deze panden nog overeind, de bewoning van deze straten verschilt enorm met de huidige tijd. Indertijd bepaalde de conjunctuur van de markt het ritme en de inrichting binnen de stadsmuren. Dit betekende dat ondanks de stad niet per se groeide in oppervlak, de inwoneraantallen sterk konden toenemen met als gevolg dat er meer mensen woonden per vierkante meter. Bij stadsuitbreidingen werd vanuit stadsbesturen gestuurd op ruimtelijke kwaliteit in de uitleg van stratenpatronen, waarlangs mensen dan percelen kochten om te bebouwen. Hierbij was sprake van grote ongelijkheid tussen rijk en arm, maar ondanks dat worden de structuren honderden jaren later nog altijd gewaardeerd door haar bewoners. 

Nieuwe tijd

Met deze kennis in het achterhoofd is het goed om te bedenken dat niet alles beter was in de goede oude tijd. Mensen leefden in grote gezinnen in kamerwoningen, zonder of met beperkte sanitaire voorzieningen. Om dit te reguleren zijn begin 20e eeuw dan ook een aantal wetten ingevoerd om een minimale kwaliteit van woningen te waarborgen. Hiermee zien we dat er nieuwe woonvormen ontstaan en de dichtheid van inwoners per vierkante meter afneemt. Mooie vormen van nieuwe stedenbouw, zoals de mijnwerkerskoloniën in de Zuid-Limburgse mijnstreek of het Plan Zuid van Berlage in Amsterdam, combineren het huisvesten in verschillende vormen van de uitdijende bevolking in een plan vol ruimtelijke kwaliteit en openbaar groen. Centraal hierin staan de maatschappelijke voorzieningen in de wijken die ontmoeting, saamhorigheid en gemeenschapszin faciliteren en zorgen voor eigenaarschap van de wijk. 

Desalniettemin zien we dat vanaf de wederopbouw, het stedenbouwkundig plan per decennia verder wordt uitgekleed. Indien de planlocatie nog geen probleemlocatie betreft, zijn ruimte voor auto's, aantallen woningen en een sluitende grondexploitatie maatgevend voor ruimtelijke ontwikkelingen deze dagen. Zo hebben we de afgelopen decennia bijgedragen aan de monocultuur woonwijken aan de randen van de steden, waarbij slaperige woonerven worden afgewisseld met anonieme galerijflats, en beschikken we steeds minder over publieke ontmoetingsplekken. 

Stadsvorming

Wanneer we deze ruimtelijke trends naast elkaar leggen, tekent zich een beeld af wat laat zien dat we steeds minder gebonden en anoniemer gebruik zijn gaan maken van de stad. Dat de gemiddelde grootte van een huishouden sinds 1945 is gekrompen tot minder dan twee personen per huishouden is geen verassing met deze wetenschap. Alhoewel een steeds groter deel van de wereldbevolking in stedelijke gebieden woont, wordt er onvoldoende aandacht besteed aan ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing en de openbare ruimte. Dit is niet zonder gevolgen, recente statistieken laten zien dat er steeds meer eenpersoonshuishoudens zijn, mensen in steden gemiddeld gezien ongelukkiger zijn en dat zij eerder sterven. Het wordt mooi gevat door Jan Gehl: wij vormen de stad en dan vormt de stad ons.

Reflecterende op hoe wij de stad hebben gevormd en hoe de stad ons vervolgens heeft veranderd komen interessante vragen aan het licht. Vanuit het verleden is veel vanuit de verschillende disciplines afzonderlijk gedacht wat heeft geleid tot onder andere verdeelde stadsdelen, segregatie van functies, klimaatproblematiek en verlies van biodiversiteit. Maar zeker ook vereenzaming is hierin een groot maatschappelijk probleem, wat ruimtelijk zijn sporen achterlaat. 

Gedeelde toekomst 

Als we al deze problemen opsommen dan zien we een somber beeld voor ons, maar niks is minder waar. Daar wij de stad vormen om vervolgens ons te vormen, zijn wij het die aan zet zijn om deze problemen integraal op te lossen. De centrale vraag hierbij: Hoe zorgen we samen voor ruimtelijke kwaliteit? Ruimtelijke kwaliteit betekent namelijk in de eerste plaats ruimte waar mensen prettig samenkomen, ontmoeten en verblijven, om vervolgens in contact te komen met anderen en je omgeving.  

Meer binnen de rubriek Klimaat, milieu en duurzaamheid