De toenemende werkdruk is geen individueel probleem, maar een systemisch probleem. Organisaties schuiven, vaak onbewust, de lasten van krapte op de arbeidsmarkt en ziekteverzuim naar binnen, naar de mensen die nog overeind staan. Dat houdt het systeem tijdelijk draaiende, maar vergroot tegelijk de kans dat ook zij omvallen.
In veel organisaties is een cultuur ontstaan waarin alles belangrijk is en niets mag blijven liggen. Pauze nemen voelt als falen, hulp vragen als een teken van zwakte. Wat ontbreekt is collectieve reflectie: wat kunnen we realistisch dragen met de mensen die er zijn?
Wie blijft er te lang overeind?
Werkgevers moeten zichtbaar maken dat werkdruk geen individueel falen is, maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Beter dan interventies op het gebied van stress- of timemanagement is het om het gesprek te voeren over de grenzen van draagkracht en over prioriteiten. Met vragen als: wie blijft er te lang overeind voor het geheel? Wie neemt structureel te veel werk van anderen over? En wat zegt dat over onze cultuur?
Werkgevers moeten stoppen met het belonen van gedrag zoals altijd inspringen, redderen en geen ‘nee’ zeggen. Wanneer zij juist het tegenovergestelde doen - de mensen waarderen die niets meer en niets minder doen dan wat bij hun taken en verantwoordelijkheden hoort - zetten zij de toon voor een gezonde werkcultuur. Want wanneer pauzes structureel verdwijnen, humor wegsijpelt en mensen steeds harder werken om bij te blijven, dan zijn ze vooral aan het overleven.
Maak het bespreekbaar en veilig
Werkgevers moeten dit dus niet benaderen als een individueel probleem, maar als een systemisch vraagstuk. Hun aanpak moet gericht zijn op het bespreekbaar maken van werkdruk, het stellen van realistische grenzen en het benoemen van werkzaamheden die mogen vervallen.
Werknemers op hun beurt moeten hun eigen grenzen serieus nemen en die ook uitspreken. Maar het begint bij een werkgever die laat zien dat het veilig is om dat te doen.
