Dit is een expertquote van Shanna Kulik, Specialist beweeggedrag op het gebied van onderwijs, Kenniscentrum Sport & Bewegen
U kunt dit bericht, of delen hiervan gebruiken op uw kanalen, met vermelding van de naam van de expert en organisatie. Aanleiding: Relevantere lessen moeten basisvaardigheden mbo'ers verbeteren
De Onderwijsinspectie heeft geconstateerd dat mbo-studenten slechter worden in basisvaardigheden zoals taal, rekenen en burgerschap. Als reactie daarop heeft demissionair minister Dijkgraaf (Onderwijs) aangegeven hogere eisen te gaan stellen aan deze vakken.
Naast de teruglopende beheersing van de basisvaardigheden zoals taal, rekenen en burgerschap, is ook de beperkte mate van motorische vaardigheden onder mbo’ers zorgelijk. Onderzoek uit 2021 laat zien dat slechts 13 procent van de mbo-jongeren onder de 18 jaar voldoet aan de beweegrichtlijnen.
Mbo-jongeren boven de 18 jaar voldoen in 68 procent aan de beweegrichtlijnen. Dit grote verschil in percentages is mogelijk gedeeltelijk te verklaren door het verschil tussen de beweegrichtlijnen onder en boven de 18 jaar. Ook zitten mbo-studenten veel: gemiddeld 10,7 uur per dag. Dat blijkt uit de Leefstijlmonitor, RIVM, 2021.
Sporten en bewegen leiden tot een betere conditie en fitheid en verlaagt daarnaast het risico op chronische ziektes. Daarnaast zijn sporten en bewegen goed voor de mentale gezondheid. Het ontwikkelen van een brede basis is essentieel. Jongeren met goed ontwikkelde motorische vaardigheden bewegen en sporten over het algemeen meer, waardoor ze fitter zijn en nog vaardiger worden. Hierdoor beleven ze meer plezier aan sport en bewegen, ook als ze ouder zijn, omdat ze dan ook vaker op latere leeftijd blijven sporten en bewegen.
Het mbo heeft, in tegenstelling tot het primair en voortgezet onderwijs, geen verplichte lessen lichamelijke opvoeding. Op dit moment kunnen mbo’s dus zelf bepalen, net als met het geven van rekenen, taal en burgerschap, of er bewegingsonderwijs wordt aangeboden. Dit terwijl deze lessen een belangrijke bijdrage leveren aan de motorische ontwikkeling en het voldoen aan de beweegrichtlijnen van de studenten. Naast bewegingsonderwijs kan meer bewegen op het mbo worden bereikt door bijvoorbeeld korte beweegtussendoortjes, een uitnodigende omgeving om te sporten en bewegen en het stimuleren van actief transport van en naar school.
Op dit moment krijgen mbo-studenten tijdens het vak burgerschap inzicht in een gezonde leefstijl. In de voorgestelde kwalificatie-eisen in de nieuwe visie van demissionair minister Dijkgraaf lijkt vitaliteit echter buiten beschouwing te zijn gelaten. Die ontwikkeling helpt niet om jongeren op het mbo beter aan de beweegrichtlijnen te laten voldoen.
Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft onderzoek laten doen naar de factoren die invloed hebben op het sport- en beweeggedrag van mbo-studenten na de overstap vanuit het vmbo. Hier zijn vijf verschillende factoren gevonden die belangrijk zijn om rekening mee te houden bij het opzetten van sport- en beweegactiviteiten bij deze doelgroep.
De laatste jaren is de behoefte van jongeren op het gebied van sporten en bewegen veranderd. Zo hebben ze behoefte aan flexibiliteit en is plezier belangrijker dan competitie. Strikte schema’s zijn moeilijk te combineren met school en bijbaantjes en jongeren hebben behoefte aan meer vrijheid en meer variatie in activiteiten.
Het betrekken van de jongeren bij het bedenken van sport- en beweegactiviteiten is van groot belang. Je verdiepen in de leefwereld van jongeren maakt dat de activiteiten beter op hen zijn afgestemd. Deze aanpak bevordert de toepassing van bestaande en nieuwe kennis via onderzoek en innovatie én maakt de grootste impact.
Dit is een origineel bericht van Kenniscentrum Sport & Bewegen
Ga naar alle berichten van deze organisatie.