Leiders die plotseling vertrekken, zoals de NSC-ministers, moeten goed nadenken over de mogelijke schade van hun vertrek en hoe ze die kunnen beperken. Wanneer leiders vertrekken, moeten zij zorgen dat hun verantwoordelijkheden, projecten en contacten helder worden overgedragen aan opvolgers. Ook moeten ze ervoor zorgen dat besluitvormingsprocessen doorlopen. Anders ontstaat er chaos.
Natuurlijk kan er een goede reden zijn om te stoppen. Bijvoorbeeld als het morele kompas botst met de koers. Maar leiderschap gaat niet alleen over trouw aan jezelf, maar ook over trouw aan de opdracht, de organisatie en de mensen met wie je werkt. De opgestapte NSC-ministers lijken daar geen rekening mee te hebben gehouden.
Achterblijvers
Ook in het bedrijfsleven speelt dit vaak. Directeuren en bestuurders herkennen zich niet meer in de koers van de organisatie, of hebben onvrede met de aandeelhouders. Dan volgt plotseling vertrek. Voor de achterblijvende medewerkers, klanten en partners voelt het alsof het stuur uit handen is geslagen. Het eigen gelijk van de leider krijgt meer gewicht dan de verantwoordelijkheid voor de continuïteit.
Goed leiderschap betekent ook spanning kunnen verdragen. Blijven staan als het schuurt. Bruggen bouwen tussen de eigen waarden en de leiderschapsopdracht. Als het echt niet past en de leider toch besluit te vertrekken, moet hij of zij ervoor zorgen dat de organisatie sterker achterblijft. Daarvoor is een overgangsperiode nodig.
Zo laten leiders zien dat leiderschap niet alleen gaat over persoonlijke integriteit, maar vooral over verantwoordelijkheid nemen voor de mensen en de organisatie die ze dienen. Daar ligt het verschil tussen een leider die continuïteit biedt en iemand die leiderschap gebruikt om slechts een statement te maken.