De zogenoemde nareismaatregel is in strijd met het Nederlandse en het Europees recht. De staatssecretaris mag de nareismaatregel daarom niet toepassen. Als hij een nareisaanvraag heeft ingewilligd, moet hij ervoor zorgen dat de gezinsleden direct naar Nederland mogen reizen. Dat oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in drie uitspraken van vandaag (8 februari 2023). De nareismaatregel is onderdeel van het asielakkoord dat het kabinet in augustus 2022 sloot om de opvangcrisis op korte termijn op te lossen. Deze maatregel houdt kort gezegd in dat gezinsleden van iemand die een asielvergunning heeft (een statushouder) zes maanden langer moeten wachten voordat zij naar Nederland mogen komen.
Rechtszaken
In de drie rechtszaken waarin de Afdeling bestuursrechtspraak vandaag uitspraak heeft gedaan, had de staatssecretaris de aanvragen voor een zogenoemde machtiging tot voorlopig verblijf ingewilligd. Dat is een speciaal visum waarmee de gezinsleden Nederland in kunnen reizen. De gezinsleden kregen door de nareismaatregel niet direct, maar pas na een half jaar toegang tot Nederland. De rechtbanken in Amsterdam, Middelburg en Arnhem oordeelden in december 2022 dat dit in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn. De staatssecretaris is tegen deze uitspraken van de rechtbanken in hoger beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak voor een definitief inhoudelijk oordeel of de nareismaatregel juridisch houdbaar is.
Uitspraak
De asielopvang staat onder grote druk. Veel vreemdelingen zijn aangewezen op opvang in nood- en crisisopvanglocaties. De Afdeling bestuursrechtspraak onderschrijft de wens van de staatssecretaris om deze situatie snel te verbeteren. Maar de Afdeling bestuursrechtspraak moet als hoogste bestuursrechter beoordelen of overheidsmaatregelen in overeenstemming zijn met het recht. De nareismaatregel is dat niet. Net als de rechtbanken oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat er voor de nareismaatregel geen wettelijke basis is in het Nederlandse recht. Dat is wel vereist, omdat de overheid geen inbreuk mag maken op rechten als de wet dat optreden niet mogelijk maakt. Alleen al daarom is het hoger beroep van de staatssecretaris tegen de uitspraken van de rechtbanken ongegrond. Maar voor de rechtseenheid, rechtsvorming en rechtsbescherming in algemene zin heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraken van vandaag ook nog beoordeeld of de nareismaatregel voldoet aan de eisen van het Nederlandse en het Europees recht.
Nederlands recht
Zelfs als de nareismaatregel een wettelijke basis zou hebben gehad, dan nog moet de uitvoering van die maatregel binnen de grenzen van het Nederlandse recht blijven. Dat is niet het geval. In de Vreemdelingenwet 2000 staat dat gezinsleden drie maanden de tijd hebben om een verleende machtiging tot voorlopig verblijf op te halen. De staatssecretaris mag die termijn niet negeren of uitstellen. Een wachttijd van zes maanden is daarmee in strijd.
Europees recht
De nareismaatregel is ook in strijd met de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn. Het Europees recht laat alleen in heel strikt omschreven situaties een beperkte ruimte om het Europese recht opzij te zetten ten gunste van, kort gezegd, hogere belangen. De tekortkomingen in de asielopvang voldoen niet aan de bijzonder hoge drempel die voor een uitzondering vereist is. Daarnaast blijkt uit de feiten die partijen hebben aangedragen niet dat de nareismaatregel een noodzakelijke en geschikte oplossing is voor de problemen in de asielopvang.
Dit is een origineel bericht van Raad van State
Ga naar alle berichten van deze organisatie.