‘Nieuwe tijden. Bijdrage van het bedrijfsleven aan de publieke opsporing’
Nieuwe publicatie in de reeks Politiekunde van het Programma Politie en Wetenschap.
Opsporingsdiensten maken bij hun speurwerk gebruik van bedrijven, wanneer deze bedrijven beschikken over kennis, informatie en technieken die de publieke opsporing niet beschikbaar heeft. Zo blijkt uit een onderzoek voor het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap, dat vandaag wordt gepubliceerd. Er is in dit onderzoek gekeken naar samenwerking met bedrijven die criminaliteitsbestrijding niet als (voornaamste) missie hebben. Denk aan banken, verzekeringsmaatschappijen, transportondernemingen, luchtvaartmaatschappijen, elektronicabedrijven en een woningbouwcorporatie. Soms wordt deze informatie direct gebruikt als bewijs in een strafzaak, hoewel rechters daar kritisch over zijn. Immers: wat te doen met bewijs vergaard door niet-opsporingsambtenaren. Bovendien hebben bedrijven vaak heel andere belangen dan de overheid bij opsporing. Vaker gaat het bij samenspel met het bedrijfsleven om informatie ten behoeve van het meer projectgerichte opsporen (de recherche weet dan ‘in welke hoek ze het moet zoeken’) en zelfs de zogeheten korte klap zaken die met name gericht zijn op verstoring van misdaad. Ook wordt er wel informatie vanuit de politie aan een private partij aangeleverd, waarmee zij bijvoorbeeld privaatrechtelijke maatregelen kunnen nemen.
Voor het onderzoek is een meervoudige casestudie uitgevoerd, waarin gekeken is hoe de politierecherche private partijen benut voor informatie en hulp, maar ook hoe de Koninklijke Marechaussee en de opsporingsdienst van de Nederlandse Arbeidsinspectie dit doen. Uit de casestudies blijkt dat private partijen op allerlei manieren benut worden als hulp bij opsporing. Dat kan bijvoorbeeld door het aanleveren van lijsten met mogelijke fraudegevallen, het doorgeven van signalen van ‘verdachte situaties’, intelligence, camerabeelden, maar ook kennis en advies. Zulke ‘informatie’ komt via verschillende routes: op basis van een verzoek of formele vordering of op initiatief van de private partij zelf.
Het opzoeken en actief onderhouden van contacten met het bedrijfsleven is zeker niet voor alle rechercheurs gesneden koek en gaat af en toe mis. En bedrijven zitten niet altijd op de samenwerking te wachten. Dit, omdat het ze soms weinig oplevert en de politie de vragende partij is. Er zijn echter ook mooie voorbeelden van het in de praktijk gelijkwaardig optrekken van recherche en bedrijfsleven. Hoewel de inzet van kennis en expertise van bedrijven in de opsporing niet nieuw is, sluit het wel aan bij modern politiewerk, waarbij veel meer dan vroeger vooraf moet worden bedacht welk effect wordt beoogd met misdaadbestrijding en hoe ook de private sector daarbij kan helpen.
Het onderzoek beschrijft verschillende richtlijnen en uitgangspunten voor de samenwerking tussen de politie en private partijen.
Jolijn Broekhuizen noemt twee aansprekende voorbeelden:
‘Denk meer vanuit kansen in plaats van onmogelijkheden. Zo kan de recherche vaak meer informatie verstrekken aan private partijen dan vooraf gedacht, namelijk met een private rapportage. En ga (ook) eens lokaal aan de slag: kijk wat je als districtsrecherche of basisteamrecherche lokaal kan met publiek private samenwerking en private benutting in de opsporing. Samenwerkingen lijken nu vooral op landelijk niveau geïnitieerd te worden’.
Dit is een origineel bericht van Het Programma Politie en Wetenschap
Ga naar alle berichten van deze organisatie.