Ruth Lasters wint De Gedichtenwedstrijd 2022

19 MRT 2022 22:16 | Stichting Poëzieclub
Derdeprijs winnaar met de juryledenDerdeprijswinnaar August Tholen en juryleden Dean Bowen, Andy Fierens, Liesbeth Lagemaat en Virginie Platteau. De eerste en tweede prijs winnaar konden niet aanwezig zijn tijdens de uitreiking.

Zaterdagmiddag 19 maart jl. zijn tijdens de feestelijke uitreiking in De Brakke Grond in Amsterdam de winnaars van De Gedichtenwedstrijd bekendgemaakt. Drie dichters vallen in de prijzen: de derde prijs gaat naar het gedicht De dag dat er niets gebeurde van August Tholen, de tweede prijs is voor HUIS van Lieke Gorter en met het gedicht Abrikozen wint de Vlaamse dichter Ruth Lasters de hoofdprijs van € 10.000. Ruth Lasters diende het winnende gedicht in onder het pseudoniem Paul Bellemans.

Voor de dertiende editie van De Gedichtenwedstrijd werden maar liefst 6002 gedichten ingezonden, geschreven door 1703 dichters. Na de selectie door de voorjury, bestaande uit redacteuren van Awater en De Poëziekrant, werd de top 100 aan de hoofdjury voorgelegd. De hoofdjury bestond dit jaar uit Dean Bowen, Andy Fierens, Lieke Marsman, Liesbeth Lagemaat en Virginie Platteau. De gedichten werden geanonimiseerd beoordeeld om het proces zo eerlijk mogelijk te laten verlopen..

Uit het juryrapport

“We lazen gedichten als surrealistische schilderijen met daarin telkens vervormende perspectieven. We zagen avontuurlijke omgevingen met daarin geverfde schapenkonten en meerkoeten op blauwe antivries slofjes. Gedichten die raadsel en alledaagsheid combineerden daagden ons uit. We hebben veel vragen gesteld en zijn ook met veel vragen blijven zitten. Wat is bijvoorbeeld het raadsel van de donkerblauwe engelen? Welk smelten is het, het ijs, de poolkappen of onze reserves tegenover elkaar? Wat is een kitten zonder sociale vaardigheden? En wie is toch die Frederike?”

Over het winnende gedicht Abrikozen schrijft de jury: “Onbedroefd én vreugdeloos, mysterieus en speels met zacht abrikooskleurig licht omgeven trekt dit gedicht je innerlijke koelkast open.”

Ruth Lasters (1979) werd geboren in Antwerpen, studeerde Romaanse filologie in Brussel en debuteerde met de roman Poolijs (Meulenhoff-Manteau) waarvoor ze de Vlaamse Debuutprijs 2007 kreeg. In 2010 verscheen haar tweede roman Feestelijk zweet (Meulenoff-Manteau) en in 2014 haar derde roman Vlaggenbrief (De Bezige Bij Antwerpen). In 2015 verscheen haar tweede dichtbundel Lichtmeters (Polis), waarvoor ze de Herman De Coninckprijs in ontvangst mocht nemen. In 2016 won zij de Turing Gedichtenwedstrijd met haar gedicht ‘Witlof’.

Bundel

De volledige top 100 is gepubliceerd in de bundel Niets eeuwig dan het ogenblik, uitgegeven door Poëziecentrum Gent, te bestellen via www.prijsdepoezie.nl

Organisatie

De Gedichtenwedstrijd maakt deel uit van de activiteiten van Prijs de Poëzie, een initiatief van de Poëzieclub. Prijs de Poëzie wordt mogelijk gemaakt door het Elise Mathilde Fonds, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, het Nederlands Letterenfonds, Literatuur Vlaanderen, Lirafonds, het Peterich/van Beuningen fonds, stichting Justine Borkes, het Prins Bernhard Cultuurfonds, School der Poëzie en alle deelnemers.

Bijlage

 

De jury over de top 3

3e prijs

Eindelijk aandacht voor niets! Hoewel er inderdaad niets gebeurt, gebeurt er wel iets wanneer je dit gedicht leest. Een knappe vertelling met onvergetelijke details die spot met onze sensatiegeilheid. ‘Ik weet nog precies waar ik was’, een clichématige openingszin die ijzersterk blijkt. Een zin die we allemaal in de mond nemen om vervolgens het leven een soort tweedehands invulling te geven. Er volgt een opsomming van niet-gebeurde rampen, of niet-uitgekomen dreigingen en deze opsomming is precies lang genoeg om de spanning vast te houden. Ineens worden we geconfronteerd met een schijnbaar futiel feit: ‘Ik droeg die grijze broek (of was het/ die geruite?)’ waardoor het verhaal een persoonlijk accent krijgt: de ‘ik’ van de openingszin wordt nu een reëel persoon. We leven mee alsof wij die ‘ik’ zijn. En dan komt de moeder van de ‘ik’ in beeld, ‘Heb je het ook gezien’, vraagt ze. De lezer is weer terug bij de figuur met de grijze- of geruite- broek op de bank. Die perspectiefwisselingen werken goed in combinatie met een heerlijk ritme. Het niets in dit gedicht overstijgt het dagelijkse. Het menselijk tekortschieten samen met een absurditeit draait elke verwachting om. Alles culminerend in die laatste strofe.    

August Tholen

De dag dat er niets gebeurde

Ik weet nog precies waar ik was,

die dag dat er niets gebeurde.

De dag toen er niets doorbrak, uitbrak,

ontstak of buiten zijn oevers trad.

Niets dat scheurde, spleet, vrijkwam,

losschoot of zich in iets anders boorde.

Er was de brief die niet arriveerde,

de intentie die niet werd uitgesproken,

de angst die niemand bekroop,

de schreeuw die nooit de keel verliet,

de razende windhoos die alles op zijn

pad ongemoeid liet, het scheepswrak

in de Zuidzee dat onontdekt bleef, het

hoofd dat op de hals bleef, de soldaat

die van een koude oorlog thuiskwam,

de brand die het bos tot aan de grond

toe spaarde.

Ik droeg die grijze broek (of was het

die geruite?) en zat de hele dag aan de

buis gekluisterd waar steeds hetzelfde

fragment herhaald werd van de minister

president die op klaarlichte dag en voor

het oog van de camera's zei dat hij zich

niet kon herinneren iets over iets gezegd

te hebben.

Daarna kwam er een historicus die

sprak van 'een historische dag als alle

andere' en een orkest dat een met

kussens gedempte symfonie speelde.

Niet veel later belde mijn moeder.

Heb je het ook gezien, vroeg ze.

Ik kon naar waarheid antwoorden

dat mij niets, maar dan ook

helemaal niets was ontgaan.

2e prijs

Deze titel in hoofdletters kan een nogal beladen woord zijn: ‘HUIS’. Hoevelen zijn niet zonder, of leven in geïmproviseerde huizen, in tenten of misschien wel dozen. Maar anno 2022 denk je als lezer ook aan huisjesmelkers, woningnood, of een huis dat niet als een thuis wordt ervaren door zoiets als huiselijk geweld. De associaties bij dit woord zijn er vele en daarmee is het nogal gewaagd om met juist dit woord een gedicht te beginnen. Maar dan volgt zo’n doeltreffende uitwerking. De eerste strofe neemt je al meteen mee: ‘Een voor een kwamen we uit de grond gekropen, stapelden/ gedachten tot een huis en namen plaats/ aan de gedekte tafel.’ Dit gedicht geeft een prachtig en subtiel ontwikkeld beeld van een huis als een veilige en tegelijkertijd onveilige plek, een gedekte tafel waaraan het ooit goed toeven was. De kamers ‘die ooit roken naar vanille en pijptabak’ kunnen letterlijke, bestaande kamers uit het verleden van de dichter zijn. Maar je kunt ze tegelijkertijd ook lezen als metaforen voor een wereld die nog betrekkelijk veilig was. Zo wordt er steeds op twee niveaus geredeneerd: het kleine, persoonlijke leven en de niet te omvatten buitenwereld vol dreigingen vormen elkaars spiegel. Sterke formuleringen stuwen het gedicht voort, zoals: ‘De muren hingen vol mensen/ met zonnekleppen en smeltend ijs rond hun gedrapeerde/ monden’. Dit kunnen net zo goed apocalyptische beelden, als een reeks zomerfoto’s zijn. De rijkdom aan associaties die de woorden ‘huis’ en ‘tafel’ oproepen: van een wereld, een opwarmende aarde, tot een familie in haar nadagen is weergaloos. Deze maken het gedicht van het begin tot het eind enerverend en getuigend van vakmanschap. Uit dit gedicht klinkt een grote empathie voor ons, menselijke soort: ‘ook achter losse plinten kan je schuilen’. Een prachtig slotakkoord.

Lieke Gorter 

HUIS

Een voor een kwamen we uit de grond gekropen, stapelden

gedachten tot een huis en namen plaats

aan de gedekte tafel die zo lang, zo breed en nog verder

kon worden uitgeschoven. De muren hingen vol mensen

met zonnekleppen en smeltend ijs rond hun gedrapeerde

monden, lachten, glommen onszelf toe

als gekuiste badkamertegels. Iedereen was welkom

dacht ik toen. Ik telde de gezichten, bestudeerde de gebaren

vier gelijkende en een schim. Zag toen pas het gemis

onder onze nagels en de dreiging van een te grote tafel

of iemand stiekem zijn vingers had gekruist toen we

beloofden hier te blijven. De waarde van het huis sijpelde

weg in hiaten, verliet de kamers die ooit roken naar vanille

en pijptabak. En wij zoekend met onze vingers in de kieren

of daar nog wat groeide voor herinnering, ook een stofnest

is een nest, ook achter losse plinten kan je schuilen.

1e prijs

Een gedicht zo kwetsbaar als een abrikoos. De laatste zin is de mooiste die we sinds lang in een gedicht lazen. Alleen al daarom verdient deze dichter de eerste prijs voor een gedicht zo fris en speels dat het kippenvel geeft. Het bevat zoveel prachtige beelden, zoveel om op te kauwen. Met behulp van gelatineblaadjes kadert het haarscherp wat er niet van kwam: oude dromen, een dochter, vergeten abrikozen. Hoe vaker je het leest, hoe meer er is wat niet te stollen valt in één betekenis. Het gaat over kleine dingen (iets met abrikozen maken) én grote dingen (leven) en de dichter weet die zo haarfijn in elkaar te sluiten. Wie doorncicades weer ten gehore brengt en de poëzie ziet van hortend heimwee en sudoku als een aandoening, weet de taal te vangen. ‘Alles kan niet meer’, maar in dit gedicht toch wel, zij het niet per se met opzet. Wie is toch dochter Frederike? Onbedroefd én vreugdeloos, mysterieus en speels met zacht abrikooskleurig licht omgeven trekt dit gedicht je innerlijke koelkast open. Deze dichter is het zelf: een ballenraper, een weergaloze vanger van het onbedoelde.

 

 

Ruth Lasters

Abrikozen

Gelatinevellen, gekocht voor bij het abrikozenbeslag

dat ik nooit bereidde. Hoe het opeens

raampjes zijn

waardoor ik ook het overige dat er niet van kwam

haarscherp durf te zien: een minnaar van

middernachtmails en een soort stomend, hortend

heimwee. Een apothekersjas en eigen tijmsiroop

voor een heer met hoest, eigen reumazalf voor een dame

met sudoku. En bovenal een dochter Frederike, naar mijn oma

die na twintig halfdove jaren opnieuw de doorncicades horen kon

op batterijtjes met

alkaline. Alles kan niet meer, Frederike

en dat voelt eindelijk extreem indringend onbedroefd én

vreugdeloos: neutraal in glansdruk. Onmat als deze

gelatineblaadjes. Het is een van die prachtdagen

dat men zijn frigo vol vlekkerige, harig geworden abrikozen

aanzien kan voor een kast vol door- en doorversleten

tennisballen voor de training van

de ballenrapers, die weergaloze vangers van

het onbedoelde.

Meer binnen de rubriek Media industrie