Vrouwelijke onderzoekers en docenten aan universiteiten en umc’s ervaren meer persoonlijke belemmeringen bij het realiseren van hun werkambities dan mannen. Een op de zes denkt dat het geslacht daarbij een rol speelt. Van de mannen noemt een op de negentien dit en van de vrouwen aan de hogescholen een op de negen. Dat blijkt uit het nieuwe drijfverenonderzoek van het Rathenau Instituut.
Met dit drijfverenonderzoek brengt het Rathenau Instituut om de vier jaar in kaart wat wetenschappers in Nederland motiveert om hun werk te doen en in hoeverre hun werkomstandigheden daarbij aansluiten. Aan het nu verschenen onderzoek deden 2.200 onderzoekers en docenten mee van universiteiten, universitair medische centra, hogescholen, publieke kennisorganisaties en de instituten van NWO en de KNAW.
Van de vrouwelijke onderzoekers en docenten aan universiteiten en umc’s denkt verder 16% dat de gezinssituatie een rol speelt bij het niet kunnen realiseren van de werkdoelen, terwijl dit bij 10% van de mannen een rol speelt. Van de onderzoekers en docenten aan universiteiten en umc’s die buiten Nederland zijn geboren (of waarvan een van de ouders van elders komt), ervaart een op de vijf belemmerd te worden door de sociaal-culturele achtergrond. Van de groep zonder migratieachtergrond geldt dit voor 1%.
‘Uit deze verschillen kun je niet concluderen dat mensen ook echt anders behandeld worden’, zegt themacoördinator Alexandra Vennekens van het Rathenau Instituut. ‘Het zijn persoonlijke inschattingen, maar die zullen er waarschijnlijk niet aan bijdragen dat ze hun werkomgeving als positief ervaren.’
Het drijfverenonderzoek laat verder zien dat wetenschappers aan alle soorten instellingen (behalve de hogescholen) gemiddeld een groter deel van hun tijd besteden aan onderzoek dan aan andere kerntaken, zoals onderwijs of kennisoverdracht naar de maatschappij. Een flink deel van hen zou er zelfs nog wel meer tijd aan willen besteden. Dat geldt met name aan de universiteiten waar bijna zes op de tien wetenschappers (57%) zeggen minder tijd aan onderzoek te besteden dan ze met hun leidinggevende hebben afgesproken. Met name onder de universitair docenten (UD’s) is de ontevredenheid hierover groot. Aan het geven van onderwijs en organisatorische taken is een grote groep juist meer dan de afgesproken tijd kwijt.
Bij alle soorten instellingen willen onderzoekers en docenten zich verder ontwikkelen als onderzoeker, met name aan de universiteiten en umc’s (76%). Die groep is daar bijna twee keer zo groot als de groep die zich wil ontwikkelen in het geven van onderwijs (35%). De belangstelling onder wetenschappers om zich te ontwikkelen in het overdragen van kennis naar de maatschappij is groot bij alle soorten instellingen en varieert tussen de 37% (umc’s) tot 59% (publieke kennisorganisaties).
Uit het drijfverenonderzoek wordt ook duidelijk dat de coronapandemie ervoor heeft gezorgd dat 40% van de wetenschappers meer tijd aan zijn werk is gaan besteden. Daartegenover staat ook een forse groep die juist minder is gaan werken: zo’n 20% van de onderzoekers en docenten aan de universiteiten en de umc’s en 10% van die aan de hogescholen en de publieke kennisinstellingen. Drie op de vijf onderzoekers van universiteiten, umc’s en hogescholen zegt dat de pandemie heeft gezorgd voor vertraging van het eigen onderzoek.
Dit is een origineel bericht van Rathenau Instituut
Ga naar alle berichten van deze organisatie.