De jaarlijkse uitgaven van de Nederlandse overheid voor wetenschap en innovatie blijven tot 2022 met € 6,5 miljard ongeveer gelijk. Het gaat om € 5,3 miljard per jaar aan directe uitgaven en € 1,2 miljard per jaar aan belastingvoordelen. Ruim driekwart van alle directe R&D-uitgaven van de Rijksoverheid komt van het ministerie van OCW. Dat geld gaat vooral naar fundamenteel gericht onderzoek aan universiteiten. Dit concludeert het Rathenau Instituut in haar jaarlijkse rapport over investeringen in wetenschap en innovatie, gebaseerd op de Rijksbegroting 2018.
Bij de ministeries van EZK, VWS, IenW en JenV dalen de directe R&D-uitgaven de komende jaren, waardoor er minder geld gaat naar toegepast onderzoek. Hoewel deze daling met de extra investeringen uit het regeerakkoord stabiliseert, zullen niet alle instituten voor toegepast onderzoek dit in gelijke mate merken.
In Europees verband heeft Nederland afgesproken om in 2020 2,5% van het bbp te investeren in wetenschap en innovatie. Voor dat ambitieniveau is ten opzichte van 2016 jaarlijks € 5,8 miljard extra aan directe R&D-uitgaven nodig van de Nederlandse overheid, bedrijven en non-profit organisaties. Ook als de extra investeringen uit het regeerakkoord Rutte III worden gerealiseerd, dalen de directe R&D-uitgaven van de Rijksoverheid van 0,70% van het bbp in 2017 naar 0,67% van het bbp in 2020.
Behalve de Nederlandse overheid is de Europese Unie een steeds belangrijkere financier van wetenschap en innovatie. Van 2014 tot 2016 haalden Nederlandse deelnemers jaarlijks tussen € 600 en € 700 miljoen inkomsten uit het Europese stimuleringsprogramma Horizon 2020. Van elke euro die Nederland bij de EU inlegt voor wetenschap en innovatie krijgt ons land anderhalve euro terug. Daarmee heeft Nederland de hoogste retourratio van de top 10 landen in Horizon 2020.
Dit is een origineel bericht van Rathenau Instituut
Ga naar alle berichten van deze organisatie.