De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft terecht geweigerd om vijf nieuwe middelbare scholen van de Haagse stichting De Ozonlaag te bekostigen. De stichting heeft namelijk niet aangetoond dat de nieuwe scholen voldoende leerlingen zullen trekken. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (5 juni 2019).
De stichting had om bekostiging gevraagd voor nieuwe middelbare scholen in Amsterdam, Den Haag, Deventer, Rotterdam en Utrecht. Het gaat daarbij om onderwijs gebaseerd op een combinatie van vijf verschillende levensbeschouwelijke en religieuze richtingen binnen één school: algemeen bijzonder, protestants-christelijk, rooms-katholiek, islamitisch én hindoeïstisch.
Eerdere aanvraag
Het is niet de eerste keer dat de Afdeling bestuursrechtspraak een oordeel geeft over aanvragen voor nieuwe scholen van stichting De Ozonlaag met een combinatie van verschillende religieuze richtingen. In september 2017 oordeelde zij al dat de minister de bekostiging van een nieuwe Haagse school met islamitische én hindoeïstische richting terecht geweigerd had, omdat de stichting niet had aangetoond dat er voldoende leerlingen naar de school zouden gaan.
Optelsom
Stichting De Ozonlaag heeft de belangstellingspercentages voor de verschillende onderwijsrichtingen bij elkaar opgeteld met als enkel doel om aan het minimum leerlingaantal (de zogenoemde stichtingsnorm) voor nieuwe scholen te kunnen voldoen. In de uitspraak van september 2017 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak echter al dat het optellen van belangstellingspercentages voor de islamitische en hindoeïstische onderwijsrichting niet mogelijk is. Onder verwijzing naar die uitspraak komt de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraak van vandaag tot dezelfde conclusie. Bij een combinatie van verschillende levensbeschouwelijke of religieuze richtingen kan 'niet klakkeloos worden volstaan met een optelsom van het leerlingenpotentieel van elke afzonderlijke richting', zoals stichting De Ozonlaag heeft gedaan, met het enkele doel om daarmee aan de stichtingsnorm te voldoen. Dat optellen kan alleen bij belangstellingspercentages voor onderwijs op basis van richtingen die min of meer in elkaars verlengde liggen, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraak van september 2017 al oordeelde. Dat is bij de combinatie van de onderwijsrichtingen islamitisch en hindoeïstisch echter niet het geval.
Conclusie
De conclusie is dat de stichting niet heeft aangetoond voldoende leerlingen voor de nieuwe scholen te zullen krijgen. De minister heeft daarom terecht geweigerd de scholen van de stichting voor bekostiging in aanmerking te brengen.
Dit is een origineel bericht van Raad van State
Ga naar alle berichten van deze organisatie.