De gemeente Amsterdam moet bij haar boetebeleid voor illegale verhuur van woningen aan toeristen maatwerk bieden. Op dit moment legt de gemeente standaard de maximale boete op aan iedereen die zonder vergunning een woning aan toeristen verhuurt. Daarbij houdt de gemeente geen rekening met bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor een lagere boete. Dat is in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in drie uitspraken van vandaag (2 december 2020). Voor een meer evenredig boetebeleid zou de gemeente in elk geval onderscheid kunnen maken tussen bedrijfsmatige en particuliere verhuur.
Achtergrond
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam legde in 2018 en 2019 aan enkele particulieren de toen maximale boete van € 20.500 op. Zij verhuurden hun woning aan toeristen, zonder dat zij hiervoor een vergunning hadden. Zo’n vergunning is nodig omdat in de Huisvestingswet staat dat de gemeente woningen mag aanwijzen die je niet zonder vergunning ‘aan de woningvoorraad mag onttrekken’. Na bezwaren van de particulieren over de hoogte van de boetes, matigde de rechtbank Amsterdam de boetes tot bedragen van tussen de € 4.000 en € 10.000. De gemeente kwam tegen de uitspraken van de rechtbank in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Differentiatie
Het zonder vergunning verhuren van woningen aan toeristen is een ernstige overtreding van de Huisvestingswet. Maar afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval is de ene overtreding ernstiger dan de andere. Dat zou ook tot uitdrukking moeten komen in het gemeentelijke boetebeleid: de ernst van de overtreding zou gekoppeld moeten worden aan de hoogte van de boete. Het Amsterdamse boetebeleid biedt echter geen ruimte voor ‘differentiatie’, waardoor de gemeente in alle gevallen standaard de maximale boete oplegt. Dat is in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.
Bedrijfsmatig of particulier
Maatwerk bieden kan door de hoogte van de boete te laten afhangen van de vraag of sprake is van bedrijfsmatige of particuliere verhuur van de woning. Zo’n onderscheid wordt al gemaakt in de gemeentes Den Haag en Rotterdam. De gemeente kan hierbij rekening houden met het feit dat bij particuliere verhuur de verhuurder meestal ook de hoofdbewoner van de woning is. Die zal vaak op dat adres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisregistratie personen. Verder kan bij particuliere verhuur rekening worden gehouden met een maximum aantal dagen per jaar dat de woning aan toeristen mag worden verhuurd.
Dit is een origineel bericht van Raad van State
Ga naar alle berichten van deze organisatie.