Dit is een expertquote van Erik Boersma, expert Wmo, Wolters Kluwer Schulinck
U kunt dit bericht, of delen hiervan gebruiken op uw kanalen, met vermelding van de naam van de expert en organisatie. Aanleiding: Onuitvoerbare motie over tijdsindicatie in Wmo-beschikkingen | VNG
Recent heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die gemeenten verplicht per 1 januari 2024 in uren te indiceren in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze motie is aangenomen doordat de wetgever het wetsvoorstel “Resultaatgericht beschikken en vereenvoudigen geschilbeslechting” niet heeft ingediend. Mijns inziens een stap die de wetgever al verder had moeten worden.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in 2016 al uiteengezet hoe hij tegen indiceren op resultaatsgebied aankijkt. Deze manier van werken is volgens de CRvB in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Volgens CRvB moet een cliënt duidelijk weten op hoeveel uren ondersteuning hij concreet kan rekenen.
Veel gemeenten hebben gewacht met het aanpassen van het beleid omdat de VNG en wetgever nog bezig zouden zijn om het indiceren op resultaatgebieden wel juridisch mogelijk te maken. Met de aangenomen motie worden gemeenten nu voor het blok gezet. Ze moeten het beleid en met name de contracten met aanbieders voor het einde van dit jaar aanpassen.
Het had hier mijns inziens op de weg van de wetgever gelegen om hier veel eerder al duidelijkheid te scheppen. En niet de gemeenten 7 jaar in afwachting te laten om vervolgens de gemeenten voor een onmogelijke opgave, die ze binnen 2 maanden moeten uitvoeren, te stellen.
Dit is een origineel bericht van Wolters Kluwer Schulinck
Ga naar alle berichten van deze organisatie.