Europese landen hebben met vallen en opstaan geleerd dat het noodzakelijk is om de bevolking te betrekken bij de eindberging van radioactief afval. Dat blijkt uit een studie van het Rathenau Instituut die in kaart brengt hoe tien landen in Europa omgaan met het langdurig beheer van radioactief afval dat onder andere ontstaat na de opwekking van kernenergie.
Aanvankelijk kozen diverse landen voor een top-downbenadering voor het vinden van een oplossing voor het langdurig beheer van hun radioactief afval. De zoektocht van nationale bestuurders naar een geschikte bergingslocatie leverde veelal weerstand op vanuit de maatschappij, ook in Nederland. In Groningen en Drenthe gingen proefboringen in ondergrondse zoutlagen niet door nadat tienduizenden burgers en maatschappelijke organisaties ertegen protesteerden. In reactie op dergelijke weerstand veranderden Europese landen hun strategie en kozen voor een aanpak met een grotere rol voor burgers, maatschappelijke organisaties en lagere overheden.
‘Radioactief afval werd aanvankelijk vooral gezien als een technologisch probleem en bestuurders kozen voor een technologische oplossing’, zegt onderzoekcoördinator Rinie van Est van het Rathenau Instituut. ‘Dat werkt alleen in landen waar er een groot vertrouwen is in de overheid, het bedrijfsleven en de wetenschap. In andere gevallen moet je aan dat vertrouwen werken en geschikte manieren vinden om met wantrouwen om te gaan. Dat kan door het toepassen van politieke principes als het scheiden van verantwoordelijkheden en het spreiden van macht en kennis.’
Het boek The future of radioactive waste governance: Lessons from Europe laat zien dat landen deze principes op verschillende manieren toepassen bij de besluitvorming over de berging van hun radioactief afval. Zo gaven Finland, Spanje en Groot-Brittannië lagere overheden vetorecht bij locatiebeslissingen en versterkte Duitsland de inspraakmogelijkheden van burgers en maatschappelijke organisaties. Zweden richtte een onderzoeksfonds op waaruit ook maatschappelijke organisaties geld kunnen krijgen voor onderzoek dat zij belangrijk vinden.
Nederland slaat al sinds de jaren negentig zijn radioactief afval tijdelijk bovengronds op bij COVRA in Zeeland. Rond het jaar 2100 wil het beslissen over een definitieve locatie en een methode voor het beheer. Finland, Zweden en Frankrijk hebben al een locatiebesluit genomen en werken momenteel aan het realiseren van een geologische berging. Italië en België houden net als Nederland de mogelijkheid open van een locatie die meerdere landen kunnen gebruiken.
Deze landenvergelijking is de derde studie over het beheer van radioactief afval die het Rathenau Instituut dit jaar publiceert. Eerder bracht het in kaart hoe Nederland 70 jaar lang omging met zijn radioactief afval en hoe deskundigen en betrokkenen tegen die geschiedenis aankijken. Later dit jaar volgen nog een studie naar de juridische regels die belangrijk zijn bij de besluitvorming over radioactief afval en de kennis hierover die in Nederland aanwezig is. Het Rathenau Instituut maakt deze studies om het kabinet in 2024 te kunnen adviseren hoe Nederland het beste kan beslissen over de eindberging van zijn radioactieve afval.
Dit is een origineel bericht van Rathenau Instituut
Ga naar alle berichten van deze organisatie.